Familie Eulink

Deze geschiedenis gaat over de familie Eulink uit Culemborg. Mijn vader Kees Eulink werd geboren in Doetinchem, maar groeide vanaf zijn vijfde levensjaar op in Culemborg. Hoe kwam een Achterhoeker in Gelderland? Wat was dat voor een familie, die familie Eulink?

Boeren, dagloners, spoorwegbeamte, kermisfotograaf, werkverschaffing, lampenkapmonteur en Marineman

De familie aan mijn vaders kant is te traceren tot negen generaties terug, dus tot aan mijn oudbetovergrootvader.

 

Begin 1700 wordt de familienaam voor het eerst in de boeken genoemd. Mijn oudbetovergrootvader Wilhelm Janssen Ölinck (? - 1737) is mijn eerste voorvader. Hij heet Janssen omdat hij de zoon was van Jan en daar loopt het onderzoek vast. Hij zou de achternaam Ölinck erbij gekregen hebben toen hij in het huwelijk trad met Joanna Driessen. Zij was de dochter van Andries (Dries) Oelinck die 'Op 't Ölinckhof' in Baak woonde. Wilhelm was werkzaam op de boerderij en na zijn huwelijk met de dochter van de boer, kreeg hij de extra toevoeging achter zijn eigen familienaam.

 

Mijn oudovergrootvader is Garrit Willemsen (1717-1779). De achternaam verwijst naar zijn vader Wilhelm. Het beroep van Garrit is onbekend, maar misschien werkte hij ook op de boerderij. Maar als Garrit een zoon krijgt, gebeurt er met de familienaam iets bijzonders. Mijn oudgrootvader heet namelijk Henricus Joannes Ölink-Willemsen (1761-1838). Zijn familienaam verwijst niet naar zijn vader, maar naar zijn grootvader Wilhelm. Daarnaast schuift de toevoeging achter de naam van zijn grootvader naar voren en de 'c' verdwijnt voor de 'k'. Henricus had het beslist niet breed in die tijd; hij was een dagloner en moest zijn kostje bij elkaar zien te scharrelen door zich overal in te laten huren.

 

Bij een volgende verandering van de achternaam, is onze familienaam ontstaan. Mijn oudvader is Gerhardus (Gradus) Oëlinck-Eulink (1803-1873). Er wordt nog wel voorzichtig de vroegere familienaam voor gezet. De Umlaut verdwijnt; slechts de trema op de 'e' verwijst nog naar de Umlaut die er oorspronkelijk heeft gestaan en ook de 'c' is plotseling weer aanwezig. Mijn oudvader was naast dagloner ook koopman, maar wat hij verkocht, is onbekend.

 

Met de komst van diens zoon, mijn betovergrootvader, komt de geschiedenis dichterbij. Marinus Eulink (1865-1916) krijgt alleen de achternaam 'Eulink' mee en daarmee is de naam daadwerkelijk een familienaam geworden, zoals ik die heb meegekregen.

Mijn overgrootvader Gerhardus Marinus Eulink (1865-1916) was spoorwegbeambte en trouwde met Johanna Gerhardina van Vugt (1871-1959). Voor mijn vader was zij 'Opoe Eulink' toen zij weduwe werd. Ze overleefde haar man geruime tijd en zat altijd in haar eigen hoekje.

Mijn grootvader Karel Eulink (1897-1975) kan ik me nog goed herinneren, ondanks dat hij vroeg is overleden. Vanaf zijn 14e werkte hij in een fabriek voor vliegerpapier. In 1919 werd hij voor de militaire dienst opgeroepen. Hij werd in Culemborg gelegerd en werd daar smoorverliefd op Johanna Derks. Haar moeder had een winkel voor hoeden en lampenkappen! Na zijn huwelijk in 1921 trok hij bij zijn schoonmoeder in huis. Na de dienst kreeg hij in Culemborg een baantje als smid in metaalbewerkingsbedrijf FAX. Na het faillissement ging Karel als kermisfotograaf werken en reisde op zijn motorfiets alle kermissen af. 

 

Om een beetje de kost te verdienen werd hij kermisfotograaf

Toen zijn vrouw na de geboorte van hun dochtertje Anna overleed, pakte hij zijn biezen en keerde terug naar Doetinchem. De reden was waarschijnlijk dat hij weer smoorverliefd was en nu op Neeltje de Braaf (1910-1975) die als lampenkapmaakster bij zijn schoonmoeder in de winkel werkte. Neeltje was nog minderjarig en Karel was nog maar pas weduwnaar geworden. Misschien werd er wel schande over gesproken en de verstandhouding met zijn schoonmoeder zal ook niet best meer geweest zijn.

 

Neeltje ging hem achterna, ze trouwden en Karel, die als fotograaf geen rooie cent meer verdiende omdat de wereldcrisis van de jaren dertig voor veel ellende zorgde, moest gaan stempelen. In het kader van de werkverschaffing voor langdurig werklozen ging hij uiteindelijk aan de slag voor de Heidemij. 

Zijn schoonmoeder, die zag dat haar schoonzoon het harde zware werk haast niet meer volhield, zorgde ervoor dat hij als koperbankwerker en lampenkapmonteur bij Gispen terecht kon, die FAX in 1934 had overgenomen. Hij kreeg een vaste baan en ze keerden terug naar Culemborg. Neeltje ging voor de fabriek thuis werken en naaide de lampenkappen.

Toen mijn vader Cornelis Gerhardus (kees) Eulink op 1 april 1933 geboren werd, dacht iedereen dat het een grapje was. Hij ging op een koninklijke dag heen: 27 april 2015. Voor de familie was het een schok, plotsklaps was hij er niet meer en dat was geen grapje. Niemand had het zien aankomen. Dat ging bij zijn vader anders. Ik weet nog heel goed dat mijn zus en ik in het ziekenhuis op de gang aan het wachten waren. Grootvader lag op sterven en mijn moeder wilde ons daar niet bij hebben. Opa ging echter niet zomaar. Het duurde en duurde. Hij zou de kamer rondgekeken hebben, hij was zoekend. Hij zocht zijn kleinkinderen. Uiteindelijk haalde mijn moeder bakzeil en werden we van de gang geroepen. Daar lag mijn opa, bijna onherkenbaar zo mager. Geef hem maar een handje, ik hoor het nog zeggen. Ik vond het maar niks. Het aapje boven zijn bed aan het touwtje voor het licht vond ik veel leuker! Ik heb na zijn overlijden dat aapje gekregen en ik heb het nog, evenals de Gispenlampen van opa.