KLU Soesterberg

Dienst tijdens de Koude Oorlog – Herinneringen Kees Eulink

“Na de winter van 1954-1955 hoorden we dat onze diensttijd verkort werd met twee maanden, zodat we in april al met klein verlof konden gaan, in afwachting van groot verlof op 10 juni 1955.” Of het inkorten van de diensttijd in verband stond met het door Kees gehoopte ‘prestatieverlof’ na het compliment dat ze kregen tijdens de oefening Battle Royal, wordt niet vermeld. Kees maalde er niet om, want nu zijn diensttijd er bijna op zat, moest hij aan de toekomst gaan denken. “Tijdens een oefening heb ik mijn sollicitatiebrief geschreven aan de koninklijke Luchtmacht in Soesterberg. Ik wilde daar gaan werken als burger-radiomonteur en kreeg een tip van neef Bart van der Straten die er al een paar jaar werkte. Ik was nog in militaire dienst toen ik mijn oproep kreeg voor een mondeling onderhoud. In uniform ging ik met Bart mee naar het vliegveld waar het zogeheten Radio-Radar was gelegen. Na een onderhoud met kapitein Fokker werd ik aangenomen en kon ik in juni 1955 daar beginnen. Maar eerst moest ik nog zes weken terug naar de NIEAF, mijn oude werkgever van voor de dienst.”

“Na een onderhoud met kapitein Fokker werd ik aangenomen en kon ik in juni 1955 daar beginnen”

In juni 1955 begon een nieuwe episode in het leven van Kees. In de militaire dienst had hij zich kunnen uitleven: lol maken met zijn maten, misschien wel de eerste verliefdheden, maar ook eindeloze wandelingen door de natuur, wennen aan eenvoudige onderkomens en, het belangrijkste van alles, het werken met radiotechniek. Het stond voor hem vast dat hij in deze richting zou gaan werken en dat was de reden dat hij bij Soesterberg had gesolliciteerd, waar hij bij het bedrijf Radio-Radar, later omgedoopt tot DELM, ging werken. Het was een depot voor elektronisch luchtvaartmaterieel. “Mijn werk bestond uit het repareren van vliegtuigradio-zendontvangapparatuur; prachtig werk! Vaak stond het vliegtuig onder het raam van mijn werkplaats op de eerste verdieping. Ook het uitzicht op de landingsbaan was geweldig. Je zag in de praktijk waar je voor werkte. Later, in de zomer van 1958, verhuisde het hele bedrijf naar Rhenen, maar de betrokkenheid met het vliegbedrijf bleef bestaan.

“Mijn werk bestond uit het repareren van vliegtuigradio-zendontvangapparatuur; prachtig werk!”

“Op een mooie zonnige dag hadden we een reparatie te verrichten in een Gloster Meteor, een tweemotorige straaljager. Met de piloot maakten we geintjes over zijn bediening van de radio. Ten laatste zei hij: ‘Ik krijg jullie nog wel!’ ’s Middags na werktijd moesten we op een paar gehuurde fietsen over de rolbaan naar het station Den Dolder. Op het kruispunt van deze rolbaan en de startbaan stonden twee straaljagers met langzaam draaiende motoren opgesteld, klaar voor de start. De cockpit was open en toen we achter de twee vliegtuigen langs wilden fietsen, kwam de piloot van zijn stoel omhoog en schreeuwde: ‘Prettige avond!’ en gaf vol gas. Daar viel niet tegenin te fietsen en we werden met fiets en al het gras ingeblazen. Dit gaf een grote hilariteit bij de piloten.”

“Ik krijg jullie nog wel!”

Toen het bedrijf van Soesterberg naar Rhenen verhuisde, werd de reis lastiger. Kees moest eerst van Culemborg met de trein naar Utrecht en daarna verder met de bus naar Rhenen. Zijn collega en neef Bart beschikte over een scooter en soms reed Kees met hem mee naar DELM. Het werk beviel hem heel goed en hij genoot van de dienstreisjes die hij naar diverse vliegbases moest maken. Vooral tijdens de Nieuw-Guineacrisis in 1962-1963 moest Kees regelmatig naar Fokker op Schiphol om de Hawker Hunter straaljagers die naar het crisisgebied moesten, van radioapparatuur te voorzien en uit te testen.